ECLI:NL:CRVB:2014:4401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag naar de norm voor gehuwden; boete wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, had zijn situatie niet correct doorgegeven aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat de partner van appellant per 12 januari 2007 was verhuisd, maar appellant had dit niet gemeld. Hierdoor werd de toeslag onterecht doorbetaald, wat leidde tot een terugvordering van € 22.140,84 en een boete van € 2.068,-. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij de wijziging in zijn woonsituatie telefonisch had doorgegeven aan een medewerkster van het Uwv, maar de Raad oordeelde dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden. De Raad stelde vast dat appellant niet had aangetoond dat hij de wijziging had doorgegeven en dat hij had moeten begrijpen dat zijn uitkering onterecht werd voortgezet. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen in de persoonlijke situatie aan het Uwv en de gevolgen van het niet naleven van de inlichtingenplicht. De Raad concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellant niet slaagde, omdat hij niet had aangetoond dat hij recht had op de toezegging die hij beweerde te hebben ontvangen.