ECLI:NL:CRVB:2014:4398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich had ziek gemeld na rugklachten. Appellant was werkzaam als servicemedewerker en viel uit op 3 januari 2009. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant per 1 januari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat hij in staat was om andere functies te vervullen, zoals brugwachter en machinebediende. Na een operatie aan zijn rug en een ziekmelding op 4 juli 2011, ontving appellant een Ziektewet-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 29 maart 2012, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor de functie van brugwachter.
Appellant ging in beroep tegen de beslissing van het Uwv, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden van appellant in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de eerdere oordelen konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.