ECLI:NL:CRVB:2014:4290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag wegens ernstig verstoorde verhoudingen bij de vrijwillige brandweer
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 27 november 2012 de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 2001 als vrijwilliger bij de brandweer was aangesteld, legde in oktober 2010 zijn functie als plaatsvervangend groepscommandant neer. Dit leidde tot een vertrouwensbreuk met zijn collega's, die hem niet meer op de brandweerpost wilden zien. Na een aantal mislukte pogingen tot een minnelijke oplossing, besloot het college in december 2011 dat appellant niet meer zou worden ingezet bij de brandweer. In april 2012 verleende het college appellant eervol ontslag wegens een ernstig verstoorde werkrelatie met zijn collega's. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de verstoorde verhoudingen tussen appellant en zijn collega's voldoende grond vormden voor het ontslag. De Raad wijst erop dat de goede voortgang van de werkzaamheden in de brandweerorganisatie, die uit vrijwilligers bestaat, afhankelijk is van goede onderlinge verhoudingen. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid tot ontslag heeft kunnen besluiten, en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.