ECLI:NL:CRVB:2014:4270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich per 21 augustus 2012 ziek had gemeld met psychische klachten, had een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) aangevraagd. De verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde echter dat de appellant geschikt was voor zijn werk, wat leidde tot de weigering van het ziekengeld. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de artsen van het Uwv op inzichtelijke wijze hadden onderbouwd dat de appellant geschikt werd geacht voor zijn werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had geen aanleiding gezien om van dit standpunt af te wijken, aangezien er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de geschiktheid van de appellant in twijfel trokken. De Raad benadrukte dat er geen objectieve medische redenen waren die de ongeschiktheid voor het eigen werk van de appellant konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van het met terugwerkende kracht beëindigen van het recht op uitkering ingevolge de ZW, omdat er geen ziekengeld was uitgekeerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 december 2014.