Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het zorgkantoor met betrekking tot zijn persoonsgebonden budget (pgb). Appellant had een pgb ontvangen voor zorgfuncties die waren geïndiceerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het zorgkantoor had appellant in 2011 een netto pgb van € 23.191,45 verleend, maar later werd vastgesteld dat appellant niet aan zijn verantwoordingsverplichtingen had voldaan. Dit leidde tot een intrekking van de verlengingsbeschikking en een definitieve vaststelling van het pgb op nihil voor 2012.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het zorgkantoor, maar deze bezwaren werden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan en heeft aangevoerd dat hij belanghebbende is bij het besluit van het zorgkantoor en dat dit besluit niet op de juiste wijze aan hem is bekendgemaakt. Hij stelde dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift niet was aangevangen omdat het besluit alleen naar zijn bewindvoerder was gestuurd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, aangezien appellant en zijn bewindvoerder geen adreswijziging hadden doorgegeven. De Raad concludeert dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat er geen sprake is van een verschoonbare overschrijding van de termijn. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.