ECLI:NL:CRVB:2014:4244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Definitieve vaststelling van bijstand en terugvordering bij overschrijding bijstandsnorm
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van bijstand aan appellanten, die vanaf 1 april 2010 algemene bijstand ontvingen in de vorm van een renteloze geldlening op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade heeft op 22 februari 2013 het recht op bijstand over 2011 definitief vastgesteld, waarbij het netto inkomen van appellanten op € 19.923,19 werd vastgesteld. Dit inkomen overschreed de jaarnorm van € 15.802,20, wat leidde tot een terugvordering van € 4.120,99 en een omzetting van € 11.681,22 in bijstand om niet. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 21 augustus 2013.
De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak van 2 april 2014 het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten zich verzet tegen deze uitspraak, met als belangrijkste argument dat het negatieve bedrijfsresultaat gesaldeerd zou moeten worden met de inkomsten uit arbeid van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat een positief inkomen niet kan worden gesaldeerd met een negatief bedrijfsresultaat, zoals eerder is overwogen in een andere uitspraak van de Raad.
Daarnaast hebben appellanten een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het college hen in oktober 2011 onterecht had geïnformeerd over de inhouding van de inkomsten van appellante. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een ondubbelzinnige toezegging die gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt. Ook het beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien, werd door de Raad afgewezen, omdat de financiële situatie van appellanten niet als onaanvaardbaar werd beschouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de terugvordering van het bedrag van € 4.120,99 als rechtmatig aan.