ECLI:NL:CRVB:2014:4217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van eerder genomen besluit over AAW/WAO-uitkering en Wajong-aanspraken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit over de hoogte van de AAW/WAO-uitkering van betrokkene. Betrokkene had in 1999 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wajong, waarbij hij als eerste arbeidsongeschiktheidsdag 1 januari 1993 had opgegeven. Na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag, heeft het Uwv in 2002 betrokkene met ingang van 31 december 1993 in aanmerking gebracht voor uitkeringen op basis van de AAW en WAO, met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Met de invoering van de Wajong in 1998 is de AAW ingetrokken, en de uitkering van betrokkene is voortgezet. Betrokkene heeft in 2011 verzocht om herziening van de hoogte van zijn uitkering, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv buiten de grondslag van het beroepschrift was getreden door te oordelen over de aanspraken van betrokkene op een Wajong-uitkering. Het Uwv ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, omdat zij meende dat de rechtbank niet had mogen oordelen over de Wajong-aanspraken.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de rechtbank inderdaad buiten de grondslag van het beroepschrift was getreden door te oordelen over de Wajong-aanspraken van betrokkene. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad benadrukte dat de rechtbank zich had moeten beperken tot de beoordeling van de weigering van het Uwv om terug te komen van het besluit over de hoogte van de AAW/WAO-uitkering.