In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2013. Betrokkenen, werkzaam als [naam functie A] binnen de Dienst [naam dienst] van de voormalige politieregio [naam politieregio], hadden verzocht om functieonderhoud op basis van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie. De korpschef had dit verzoek afgewezen, met de stelling dat de werkzaamheden van betrokkenen niet wezenlijk afweken van de functietypering van projectleider. De rechtbank heeft de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard en de besluiten van de korpschef vernietigd, omdat de kern van de functie van betrokkenen niet correct was weergegeven in de functietypering. De korpschef heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de korpschef inconsistent heeft gehandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en vernietigt de besluiten van de korpschef van 15 mei 2013, waarbij de kern van de functie van betrokkenen niet correct was weergegeven. De Raad draagt de korpschef op om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van betrokkenen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de korpschef veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen.