In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 28 februari 2013 de beroepen van betrokkenen gegrond verklaarde. De betrokkenen, werkzaam als Senior basispolitiezorg met specialisme coaching, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van de korpschef die hun verzoeken om functieonderhoud afwezen en hun uitgangspositie vaststelden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 juli 2014 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de besluiten van de korpschef voor bezwaar en beroep vatbaar zijn, en dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren tegen de besluiten niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad stelt vast dat de betrokkenen substantieel en structureel taken als chef van dienst vervullen, wat niet voldoende in de functietypering tot uitdrukking komt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve de beslissingen over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, en draagt de korpschef op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de korpschef veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen, die voor ieder € 243,50 bedragen.