ECLI:NL:CRVB:2014:4127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen en loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan Stichting Zorggroep Amsterdam Oost, omdat de re-integratie-inspanningen van de appellante onvoldoende zouden zijn geweest. De loonsanctie was opgelegd na een besluit van 31 maart 2011, waarin het Uwv het tijdvak waarin de belanghebbende recht had op loon tijdens ziekte verlengde tot 2 mei 2012. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen bevredigend re-integratieresultaat was bereikt. Appellante had onvoldoende samengewerkt met de bedrijfsarts en had niet adequaat gereageerd op de mogelijkheden van de belanghebbende. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het Uwv na een tussenuitspraak alsnog een toereikende motivering had gegeven.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij zich intensief had ingezet voor de re-integratie van de belanghebbende, maar dat deze in de praktijk niet meer dan twee uur per week kon werken. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellante haar mogelijkheden niet ten volle had benut. De bevindingen van de neuroloog van de belanghebbende werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om de re-integratie-inspanningen van appellante te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af.