ECLI:NL:CRVB:2014:4120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW-uitkering wegens niet gemelde zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die volledig werkzaam was als zelfstandige zonder dit te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellant vanaf 2 maart 2009 als zelfstandige werkte en dat hij ten onrechte een WW-uitkering ontving. Het Uwv had appellant met ingang van deze datum in aanmerking gebracht voor een uitkering, maar trok deze in omdat hij zijn werkzaamheden niet had gemeld. De rechtbank bevestigde dat de onverschuldigd betaalde uitkering over de periode van 2 maart 2009 tot en met 17 oktober 2010 terecht was teruggevorderd.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv niet voldoende gegevens had geregistreerd en dat zijn dossier incompleet was. Hij stelde dat hij het Uwv had geïnformeerd over zijn zelfstandige werkzaamheden, maar de Raad oordeelde dat hij niet had aangetoond dat er stukken ontbraken. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv bevoegd was om de uitkering in te trekken en terug te vorderen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.