ECLI:NL:CRVB:2014:408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om het inkomen van zijn vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de aanvullende beurs. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee, had eerder het verzoek van de appellant afgewezen, omdat er volgens de Minister geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen de appellant en zijn vader, zoals vereist door de wet.
De Raad heeft vastgesteld dat de Minister het bezwaar van de appellant tegen de afwijzing van het verzoek ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarbij is overwogen dat er geen sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen de appellant en zijn vader. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat er wel degelijk sprake is van een conflict, onder andere door de buitenechtelijke relatie van zijn vader en de gevolgen daarvan voor de appellant.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden niet voldoen aan de wettelijke criteria voor loskoppeling. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet heeft aangetoond dat er sprake is van een ernstig en structureel conflict in de zin van de wet. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.