1.4.Bij besluit van 16 oktober 2012 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het tegen de
besluiten van 18 mei 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellant in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordingsplicht. Omdat in de door appellant aangeleverde zorgovereenkomst niets staat vermeld over de op de nota’s, betreffende het jaar 2011, gehanteerde tarieven, is niet na te gaan of en wat er van de door appellant overeengekomen zorg door ADhD Noord is geleverd. Ook ontbreken betalingsbewijzen waardoor niet is na te gaan of er voor de geleverde zorg is betaald en of de betalingen overeenkomen met de bedragen zoals die op de facturen zijn vermeld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat appellant er met de overgelegde stukken niet in is geslaagd om een volledig en eenduidig beeld te geven ten aanzien van de wijze waarop het aan hem toegekende pgb in 2011 is besteed. Met betrekking tot het toegekende pgb voor het jaar 2012 zijn door appellant in het geheel geen stukken overgelegd. De rechtbank heeft overwogen dat de houder van een pgb in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de besteding en (financiële) verantwoording daarvan overeenkomstig hetgeen daarover in de Regeling subsidies AWBZ (Regeling) is bepaald. Dat appellant gedwongen was om samen te werken met de zorgverlener die tot taak had zijn administratie op orde te houden en appellant geen verantwoording kan afleggen omdat de zorgverlener deze administratie niet wil afstaan, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant
voert aan dat het Zorgkantoor bij een juiste afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Appellant verkeerde in problemen en heeft juist vanwege zijn beperkingen zijn administratie uitbesteed aan zorgverlener ADhD Noord te Assen. Hierdoor is appellant volledig afhankelijk geworden van zijn zorgverlener. Appellant is thans verwikkeld in een juridisch conflict met ADhD Noord, omdat ADhD Noord geen openheid van zaken geeft en de administratie niet afstaat. Er is geen enkele concrete aanwijzing dat de zorg niet is verleend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder b, van de AWBZ kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College zorgverzekeringen overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
4.1.2.Deze ministeriële regeling is de Regeling. In paragraaf 2.6 van de Regeling zijn bepalingen opgenomen over het persoonsgebonden budget. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling wordt bij de verlening van het netto pgb de verzekerde de verplichting opgelegd dat hij het budget uitsluitend gebruikt voor de betaling van zorg, zoals nader bepaald in dat artikelonderdeel. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling sluit de verzekerde een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener, waarin ten minste de onder 1, 2 en 3 van dat artikelonderdeel nader omschreven afspraken over de termijn van indiening van declaraties en de gegevens die een declaratie moet bevatten zijn opgenomen. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling, zoals dit artikelonderdeel luidde tot 1 januari 2012, bewaart de verzekerde, voor zover hier van belang, de in onderdeel c bedoelde declaraties gedurende zeven jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het zorgkantoor. Op grond van dit artikelonderdeel, zoals dat luidt sinds 1 januari 2012, stelt de verzekerde de declaraties tot vijf jaar na de datum van subsidievaststelling ter beschikking van het Zorgkantoor.
4.1.3.Ingevolge artikel 2.6.13, tweede lid, van de Regeling wordt na afloop van iedere subsidieperiode de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
4.1.4.Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
4.1.5.Ingevolge artikel 4:95, vierde lid, van de Awb kunnen betaalde voorschotten worden verrekend met de te betalen geldsom en kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd.