ECLI:NL:CRVB:2014:4004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- J.J.A. Kooijman
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Strafontslag van ambtenaar wegens onjuiste aangifte inkomstenbelasting en nevenwerkzaamheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin het beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Financiën om appellant wegens plichtsverzuim te ontslaan, werd ongegrond verklaard. Appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, had in 2010 onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend voor zowel zichzelf als zijn overleden echtgenote. Na een integriteitsonderzoek werd appellant op 25 november 2011 onvoorwaardelijk ontslagen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door het indienen van onjuiste aangiften, wat ernstige gevolgen had voor zijn functie als ambtenaar. De Raad benadrukte dat ambtenaren van de Belastingdienst hoge eisen moeten stellen aan hun fiscale verplichtingen, en dat appellant, ondanks dat hij de aangiften door zijn zwager had laten verzorgen, zelf verantwoordelijk bleef voor de fouten.
Daarnaast werd appellant verweten dat hij nevenwerkzaamheden had verricht zonder dit te melden, wat ook als plichtsverzuim werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen, en de eerdere uitspraak werd bevestigd.