ECLI:NL:CRVB:2014:396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 24 september 2007 arbeidsongeschikt gemeld na haar zwangerschap en bevalling. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat appellante beperkingen had, maar dat zij in staat was om andere functies te vervullen. Het Uwv concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en verleende haar geen WIA-uitkering. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat haar beperkingen niet waren onderschat. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar klachten ernstig waren onderschat, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De informatie van de huisarts die appellante in hoger beroep aanvoerde, werd niet als voldoende beschouwd om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan het besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter.