ECLI:NL:CRVB:2014:394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de appellant, die zich ziek had gemeld vanwege psychische klachten, geen recht op een WIA-uitkering werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is uitgevoerd. De appellant had zich ziek gemeld met psychische klachten, gevolgd door rug- en schouderklachten. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 11 september 2010 geen recht had op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er voldoende rekening was gehouden met de medische gegevens en dat de geduide functies aansloten bij de vastgestelde beperkingen. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn psychische beperkingen zijn onderschat, maar de Raad concludeert dat er geen nieuwe aanknopingspunten zijn om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de belastbaarheid van de appellant niet is onderschat. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.