ECLI:NL:CRVB:2014:3937
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om vergoeding van belastingschade na vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van belastingschade. Verzoeker had eerder een vaststellingsovereenkomst gesloten met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), waarbij hij finale kwijting verleende voor schadevergoeding. Verzoeker stelde dat hij recht had op een aparte vergoeding van belastingschade over de jaren 2008 en 2009, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de eerdere uitspraken rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak van de Raad van 16 mei 2012 in kracht van gewijsde is gegaan, wat betekent dat verzoeker geen aanspraak meer kan maken op vergoeding van belastingschade. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder het beroep van verzoeker gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde deze uitspraak, omdat verzoeker geen nieuwe feiten had aangedragen die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de brieven van verzoeker als herhaalde aanvragen moesten worden beschouwd, zonder dat er nieuwe elementen aan de orde waren. De uitspraak bevestigde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van wettelijke rente en dat de proceskosten niet vergoed dienden te worden.