ECLI:NL:CRVB:2014:3934

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
13-3300 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het nieuw aanstellingsbesluit en de toepassing van de Harmonisatieregeling GMK voor brandweercentralisten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, werkzaam als brandweercentralist, tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Appellante was eerder in dienst bij de Gemeenschappelijke Alarmcentrale GSV Westelijk Noord-Brabant en haar dienstverband ging per 1 januari 2005 over naar de Brandweer Midden- en West-Brabant. De zaak draait om de toepassing van de Harmonisatieregeling GMK en de gevolgen van de overgang naar de nieuwe Veiligheidsregio per 1 januari 2010. Appellante stelt dat de Harmonisatieregeling ook na deze datum op haar van toepassing had moeten zijn, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Sociaal Plan VMWB, dat op 1 januari 2010 in werking trad, wel degelijk op haar van toepassing is. De Raad bevestigt dat de eerdere sociale statuten zijn komen te vervallen en dat de nieuwe regeling de enige geldige is. De Raad concludeert dat appellante niet in aanmerking komt voor de door haar gevraagde voorzieningen, omdat deze niet meer van toepassing zijn na de reorganisatie. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.

Uitspraak

13/3300 AW
Datum uitspraak: 27 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 april, 12/732 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het Dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. L.E. van Lunteren. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P.W. Steuten, M. Schut en G.J. Verhoeven.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam als brandweercentralist bij de Gemeenschappelijke Alarmcentrale GSV Westelijk Noord-Brabant. Per 1 januari 2005 is het dienstverband van appellante overgegaan naar de Brandweer Midden- en West-Brabant, onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Op deze overgang was van toepassing het Sociaal Statuut bij de vorming van de Regionale Brandweer
Midden- en West-Brabant. Specifiek ten behoeve van de centralisten van de gemeenschappelijke meldkamer, onder wie appellante, is in aanvulling op het genoemde statuut de zogeheten Harmonisatieregeling GMK tot stand gebracht, met daarin nadere bepalingen over onder meer een toeslag onregelmatige diensten en vrijstelling van de verplichting tot het verrichten van nachtarbeid vanaf de leeftijd van 55 jaar. Appellante is hierover bij brief van 26 april 2005 ingelicht. Hierna zijn ten behoeve van de bedoelde groep centralisten ook nog afspraken gemaakt over vergoeding van reiskosten voor
woon- werkverkeer op grond van artikel 18:1:8 van de toenmalige Arbeidsvoorwaardenregeling Brandweer Midden- en West-Brabant.
1.2.
Met ingang van 1 januari 2010 heeft de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in zijn huidige vorm gestalte gekregen. De personele gevolgen hiervan zijn geregeld in het Sociaal plan van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (Sociaal Plan VMWB), dat met ingang van 1 januari 2008 voor de duur van vijf jaren in werking is getreden. Op 11 december 2009 is appellante een besluit tot aanstelling bij de nieuwe Veiligheidsregio toegezonden. Dit besluit is gewijzigd op 2 april 2010. Daarbij is appellante meegedeeld dat de componenten vergoeding van reiskosten voor woon-werkverkeer en de 55+-nachtdienstregeling nog onderwerp van gesprek zijn met het Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO). Op 25 mei 2011 heeft het dagelijks bestuur overeenstemming met het BGO bereikt over een aantal onderwerpen, waaronder vergoeding van reiskosten voor woon-werkverkeer voor de centralisten van de gemeenschappelijke meldkamer. Nachtdienstontheffing maakt geen deel meer uit van de arbeidsvoorwaarden. Voor medewerkers die op grond van de in het verleden geldende bepalingen nachtdienstontheffing hebben verkregen, zal de hieraan gekoppelde vergoeding worden omgezet in een persoonlijke toelage. Wat betreft de toeslag onregelmatige diensten is voor medewerkers die er meer dan 3% op achteruit gaan ten opzichte van de situatie voor 1 januari 2010 een afbouwregeling overeengekomen.
1.3.
Vanwege de op 25 mei 2011 gesloten akkoorden is op 21 juni 2011 een nieuw aanstellingsbesluit aan appellante toegezonden, met als bijlage het Aanwijzingsbesluit woon- werkverkeerregeling centralisten GMK dienstonderdeel brandweer, dat op een zestal met name genoemde centralisten, onder wie appellante, van toepassing is verklaard. Het eerdere aanstellingsbesluit is daarbij ingetrokken. Appellante heeft tegen het besluit van 21 juni 2011 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 januari 2012 (bestreden besluit) is dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Appellante stelt zich op het standpunt dat de Harmonisatieregeling GMK, met inbegrip van de in dat kader gemaakte nadere afspraken, ook na 1 januari 2010 op haar had moeten worden toegepast. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Anders dan appellante meent, is het Sociaal Plan VMWB wel degelijk op haar van toepassing. Dat appellante voor genoemde datum in dienst was van de voorloper, met gelijkluidende naam, van de huidige Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, kan dat niet anders maken. Artikel 2:2 van het Sociaal Plan VMWB bepaalt immers uitdrukkelijk dat het sociaal plan, behalve op de (brandweer)medewerkers in dienst van een aantal met name genoemde gemeenten, ook van toepassing is op die medewerkers die in dienst zijn van, onder meer, de gemeenschappelijke regeling “Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant”, zijnde de bedoelde voorloper. Hierbij zijn de medewerkers van de gemeenschappelijke meldkamer zelfs uitdrukkelijk genoemd. De in artikel 2:3 van het Sociaal Plan VMWB weergegeven inperking van de werkingssfeer, inhoudende dat dat plan van toepassing is op de in artikel 2:2 beschreven medewerkers voor zover zij toetreden op 1 januari 2010, maakt niet dat appellante buiten die werkingssfeer valt. Bedoeld is, zo blijkt ook uit het vervolg van de bepaling, om medewerkers die na 1 januari 2010 tot de Veiligheidsregio toetreden, uit te sluiten. Artikel 2:2 stelde al buiten twijfel dat de voorloper van de huidige Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant tot de op 1 januari 2010 toetredende organisaties moet worden gerekend. Het lijdt dus geen twijfel dat appellante onder het Sociaal Plan VMWB valt.
3.2.
Artikel 5:1 van het Sociaal Plan VMWB bepaalt dat, op de dag van inwerkingtreding ervan, alle voorgaande sociale statuten in verband met de organisatiewijziging VMWB komen te vervallen. Vanaf die dag geldt dus, in aanvulling op de regelgeving, neergelegd in (thans) het Reglement Arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (RAVMWB) en voor zover van toepassing, uitsluitend nog het Sociaal Plan VMWB. De indertijd getroffen Harmonisatieregeling GMK en de in het kader daarvan gemaakte nadere afspraken lagen in het directe verlengde van het voormalige Sociaal Statuut bij de vorming van de Regionale Brandweer Midden- en West-Brabant. Voor zover deze voorzieningen voorafgaand aan de overgang naar de huidige veiligheidsregio nog van kracht waren en vanwege die overgang niet (langer) onverkort in het RAVMWB of in daarop gebaseerde regelgeving zijn opgenomen, zijn zij dus (ook) op grond van artikel 5:1 van het Sociaal Plan VMWB in zoverre komen te vervallen.
3.3.
Het beroep dat appellante in dit verband heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel treft geen doel. Blijkens hetgeen ter zitting van de Raad naar voren is gekomen, ziet dat beroep op medewerkers op wie artikel 3:6 van het Sociaal Plan VMWB van toepassing is. Genoemd artikel bepaalt dat de medewerker die wordt geplaatst in de nieuwe organisatie, zijn persoonsgebonden toelagen behoudt, zolang de gronden waarop die toelagen werden toegekend aanwezig zijn. Van persoonsgebonden toelagen als bedoeld in deze bepaling is in het geval van appellante geen sprake.
3.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.N.A. Bootsma en W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2014.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.W. Munneke

HD