Uitspraak
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
6 oktober 2009 gegrond verklaard en bepaald dat de ZW-uitkering van appellant per
W.H. Lionarons, is de verzekeringsarts, zoals blijkt uit het rapport van 14 april 2010, tot de conclusie gekomen dat appellant met ingang van 15 april 2010 weer geschikt is te achten voor zijn werk als logistiek medewerker. Bij besluit van 14 april 2010 (primair besluit 1) heeft het Uwv dienovereenkomstig het recht op ziekengeld van appellant met ingang van 15 april 2010 beëindigd.
27 mei 2010 (bestreden besluit 1) het bezwaar van appellant tegen het besluit van
15 april 2010. Hoewel de klachten na deze datum weliswaar mogelijk wat zijn toegenomen, bestaan deze klachten echter al drie tot vier jaar op een niveau van ernst dat compatibel is met de criteria van voornoemde stoornissen. De onafhankelijk deskundige kan zich dan ook niet verenigen met het standpunt van het Uwv dat appellant met ingang van 15 april 2010 in staat was zijn functie van logistiek medewerker voor 40 uur in de week te verrichten. Van Os stelt dat het Uwv de ernst van de klachten van appellant in 2010 heeft onderschat, waardoor het Uwv ten onrechte dit standpunt heeft ingenomen.
18 november 2013 inzichtelijk gemotiveerd heeft heroverwogen, maar dat dit niet heeft geleid tot een gewijzigde conclusie.
- vernietigt aangevallen uitspraken 1 en 2;
- vernietigt aangevallen uitspraak 3 voor zover aangevochten;
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond en vernietigt die besluiten;
- herroept de primaire besluiten 1, 2 en 3;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 3.896,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 466,- vergoedt.