ECLI:NL:CRVB:2014:392
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellante, die als onderwijsassistente werkte, had zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld vanwege vermoeidheidsklachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor passende functies, wat resulteerde in een verlies aan verdienvermogen van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de medische beoordeling door het Uwv als zorgvuldig beoordeeld. Appellante had eerder verzuimd en was in 2008 opnieuw arbeidsongeschikt geraakt. Het Uwv baseerde zijn besluit op een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige beoordeling, waarbij de beperkingen van appellante waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. De rechtbank had overwogen dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie hadden ingewonnen en dat de conclusies over de belastbaarheid van appellante niet onjuist waren.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank onvoldoende waarde heeft gehecht aan de rapporten van de ingeschakelde verzekeringsarts en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische problemen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerdere beoordelingen voldoende waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De ingebrachte verklaringen van familie en vrienden werden niet als voldoende bewijs voor arbeidsongeschiktheid beschouwd. Uiteindelijk heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen.