Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag voor appellante, een Azerbeidjaanse vrouw die zonder geldige verblijfsvergunning in Nederland verblijft. Appellante had eerder kinderbijslag aangevraagd op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de AKW. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) handhaafde deze afwijzing in een beslissing op bezwaar. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er ruimte moet zijn voor een individuele afweging op basis van mensenrechtenverdragen. De Raad overwoog dat het geschil zich richtte op het recht op kinderbijslag over een specifieke periode, maar dat appellante volgens het nationale recht geen recht op kinderbijslag had. De Raad toetste of het internationale recht een andere uitkomst zou kunnen bieden, maar concludeerde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die zouden leiden tot een uitzondering op het koppelingsbeginsel, dat vereist dat men een verblijfsvergunning heeft om recht te hebben op kinderbijslag.
De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat het beroep op mensenrechtenverdragen, zoals het EVRM en het IVBPR, niet tot een andere uitkomst leidde. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.