ECLI:NL:CRVB:2014:3839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herziening van WAO en WAZ uitkeringen en verzoek om uitstel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 2003 arbeidsongeschikt is, had een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad beoordeelde het verzoek van de appellant om uitstel van de zitting, dat te laat was ingediend, en kwam tot de conclusie dat dit verzoek niet gehonoreerd kon worden. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit van het Uwv beoordeeld en vastgesteld dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid van de appellant per 1 september 2006 voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak dan die per 19 februari 2004. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de verlaging van de WAO-uitkering per 28 december 2010 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% niet in strijd was met het verbod van reformatio in peius. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op voldoende medische en arbeidskundige gronden had gehandeld.