ECLI:NL:CRVB:2014:382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstand wegens niet duurzaam gescheiden leven en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan [N.], die sinds 12 november 1997 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, de ex-echtgenoot van [N.], is betrokken bij de terugvordering van de bijstandsuitkeringen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat appellant en [N.] niet duurzaam gescheiden leefden, ondanks dat zij gescheiden van tafel en bed waren. Dit oordeel is gebaseerd op verklaringen van buurtbewoners en de bevindingen van de sociale recherche, die een gezamenlijke huishouding hebben vastgesteld. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn, omdat [N.] haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De rechtbank heeft echter een onjuiste wettelijke grondslag toegepast door te toetsen aan het criterium van gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 april 2011, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.