ECLI:NL:CRVB:2014:3806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boeteoplegging en inlichtingenplicht in het kader van de Toeslagenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de boete die aan betrokkene was opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht niet correct was. Betrokkene had niet gemeld dat zij inkomsten uit werkzaamheden als huishoudelijke hulp ontving, wat leidde tot de intrekking van haar Toeslagenwet (TW) uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering. De rechtbank vernietigde het besluit van het UWV voor een bepaalde periode en verlaagde de boete. Het UWV ging in hoger beroep, waarbij het betoogde dat de procedurele vereisten voor het opleggen van de boete correct waren nageleefd en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er gebreken waren in de boeteoplegging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet juist had geoordeeld over de functiescheiding en de procedurele vereisten. De Raad concludeerde dat de opgelegde boete van € 2.210,- evenredig was aan de ernst van de overtreding en dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.