ECLI:NL:CRVB:2014:3800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- E.W. Akkerman
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als jongerenwerker heeft gewerkt, is sinds 25 november 2009 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat hij recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 73,09%. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft aangetoond dat de functies die aan het besluit ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant, en heeft het besluit vernietigd.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij appellant met ingang van 23 november 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering is toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant is het niet eens met dit besluit en heeft hoger beroep ingesteld. Hij stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij ongeschikt is voor de resterende functies. De Raad overweegt dat het hoger beroep van appellant niet kan leiden tot een gunstiger resultaat, aangezien hij al een WGA-uitkering van 80 tot 100% ontvangt. De Raad concludeert dat er geen voldoende procesbelang is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 november 2014.