ECLI:NL:CRVB:2014:3769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioen na huwelijk en de gevolgen voor AOW-uitkeringen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2014, gaat het om de herziening van ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) na het aangaan van een huwelijk. Appellant ontving voorheen een ouderdomspensioen voor ongehuwden, terwijl appellante op 26 december 2012 een ouderdomspensioen aanvroeg. Op 21 januari 2013 zijn appellanten met elkaar getrouwd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vervolgens het pensioen van appellant per 1 februari 2013 herzien naar dat van een gehuwde, en aan appellante werd per 18 juli 2013 een ouderdomspensioen voor gehuwden toegekend. De bestreden besluiten van de Svb zijn gebaseerd op het feit dat appellanten een huwelijk zijn aangegaan, wat hen beiden recht geeft op een ouderdomspensioen voor gehuwden.
De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat appellante appellant verzorgt en bijna onafgebroken bij hem verblijft, maar wel een eigen woning aanhoudt. Dit beroep op artikel 17, tweede lid, van de AOW werd door de Raad verworpen, omdat er geen sprake was van een herziening van het ouderdomspensioen zoals bedoeld in dat artikel. De Raad concludeert dat de Svb terecht het ouderdomspensioen van appellant heeft herzien en dat de toekenning van het pensioen aan appellante ook correct was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan.