ECLI:NL:CRVB:2014:3769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
13-4705 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioen na huwelijk en de gevolgen voor AOW-uitkeringen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2014, gaat het om de herziening van ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) na het aangaan van een huwelijk. Appellant ontving voorheen een ouderdomspensioen voor ongehuwden, terwijl appellante op 26 december 2012 een ouderdomspensioen aanvroeg. Op 21 januari 2013 zijn appellanten met elkaar getrouwd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vervolgens het pensioen van appellant per 1 februari 2013 herzien naar dat van een gehuwde, en aan appellante werd per 18 juli 2013 een ouderdomspensioen voor gehuwden toegekend. De bestreden besluiten van de Svb zijn gebaseerd op het feit dat appellanten een huwelijk zijn aangegaan, wat hen beiden recht geeft op een ouderdomspensioen voor gehuwden.

De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat appellante appellant verzorgt en bijna onafgebroken bij hem verblijft, maar wel een eigen woning aanhoudt. Dit beroep op artikel 17, tweede lid, van de AOW werd door de Raad verworpen, omdat er geen sprake was van een herziening van het ouderdomspensioen zoals bedoeld in dat artikel. De Raad concludeert dat de Svb terecht het ouderdomspensioen van appellant heeft herzien en dat de toekenning van het pensioen aan appellante ook correct was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan.

Uitspraak

13/4705 AOW, 13/4706 AOW
Datum uitspraak: 18 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
14 augustus 2013, 13/3578 en 13/3629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] (appellante) en [Appellant] (appellant) te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014. Appellante is verschenen. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door appellante. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde. Appellante heeft op 26 december 2012 een ouderdomspensioen aangevraagd.
1.2.
Op 21 januari 2013 zijn appellanten met elkaar een huwelijk aangegaan.
1.3.
Bij besluit van 21 februari 2013, zoals gehandhaafd na bezwaar bij besluit van
27 maart 2013 (bestreden besluit 1), heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van 1 februari 2013 herzien naar het pensioen voor een gehuwde.
1.4.
Bij besluit van 21 februari 2013, zoals gehandhaafd na bezwaar bij besluit van
27 maart 2013 (bestreden besluit 2), heeft de Svb aan appellante met ingang van 18 juli 2013 een ouderdomspensioen op grond van de AOW toegekend voor een gehuwde.
1.5.
De bestreden besluiten berusten, voor zover van belang, op het standpunt dat appellanten een huwelijk met elkaar zijn aangegaan en op basis daarvan beiden recht hebben op een ouderdomspensioen voor een gehuwde.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten doen een beroep op het feit dat appellante appellant verzorgt en weliswaar bijna onafgebroken bij appellant verblijft, maar wel een eigen woning aanhoudt. De Raad begrijpt dat appellanten daarmee een beroep doen op artikel 17, tweede lid, van de AOW.
4.2.
Op grond van artikel 17, tweede lid, van de AOW vindt in afwijking van artikel 17,
eerste lid, van de AOW geen herziening van het ouderdomspensioen plaats indien (a) sprake is van zorg voor een pensioengerechtigde die hulpbehoevend is als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene nabestaandenwet, (b) door deze zorg een gezamenlijke huishouding ontstaat van twee pensioengerechtigden en (c) de pensioengerechtigde en de hulpbehoevende pensioengerechtigde ieder beschikken over een woning en daarvoor de financiële lasten dragen.
4.3.
Het beroep van appellante op artikel 17, tweede lid, van de AOW slaagt niet, reeds omdat in haar geval van een herziening als bedoeld in het eerste lid van dit artikel geen sprake is. Het beroep van appellant op artikel 17, tweede lid, van de AOW slaagt niet, reeds omdat zijn ouderdomspensioen niet wordt herzien op de grond dat door de verleende zorg een gezamenlijke huishouding is ontstaan, maar omdat appellanten een huwelijk met elkaar zijn aangegaan.
4.4.
Appellanten hebben voorts aangevoerd dat zij op advies van de Svb een ‘zorghuwelijk’ met elkaar zijn aangegaan om in aanmerking te (blijven) komen voor een ouderdomspensioen naar de norm voor een ongehuwde. De dossierstukken bieden echter geen aanknopingspunten voor de juistheid van die stelling. Uit de diverse (telefoon)rapporten van de Svb valt juist af te leiden dat appellanten op eigen initiatief een huwelijk met elkaar zijn aangegaan. Zo heeft appellante volgens rapporten van 14 januari 2013 en 17 januari 2013 telefonisch aan de Svb kenbaar gemaakt van plan te zijn met appellant te trouwen. Niet is gebleken dat dit voornemen is ingegeven door een mededeling van de Svb. In een rapport van 18 januari 2013 staat bovendien vermeld dat appellante telefonisch te kennen heeft gegeven “uit verzorging” met appellant te trouwen en heeft ze verder verklaard onder druk van de omgeving nu iets officieel te willen regelen, omdat haar angst is ’s nachts betrapt te worden en dan uitleg verschuldigd te zijn.
4.5.
In aanmerking genomen dat appellanten in januari 2013 een huwelijk met elkaar zijn aangegaan, heeft de Svb terecht het ouderdomspensioen van appellant met ingang van
1 februari 2013 herzien naar het pensioen voor een gehuwde en aan appellante met ingang van 18 juli 2013 een ouderdomspensioen toegekend voor een gehuwde.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en P.W. van Straalen en
F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2014.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD