In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van een voorschot op de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). De Raad heeft eerder op 5 maart 2014 een tussenuitspraak gedaan, waarna het Uwv op 8 mei 2014 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Appellant heeft zich kunnen verenigen met de nieuwe berekening van het terugvorderingsbedrag, maar heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en wettelijke rente. Het Uwv stelde dat de zaken van appellant en twee andere betrokkenen als samenhangende zaken moesten worden behandeld, maar de Raad oordeelde dat dit niet het geval was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.435,-. De uitspraak benadrukt het belang van de individuele beoordeling van zaken, zelfs wanneer deze in een vergelijkbare context worden behandeld.