ECLI:NL:CRVB:2014:3671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot kwijtschelding van eigen bijdrage in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het CAK tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had geoordeeld dat het CAK in bijzondere omstandigheden van het geval de eigen bijdrage van € 490,45 aan betrokkene had moeten kwijtschelden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de geldschuld van betrokkene voortvloeit uit een besluit van het CAK om de eerder vastgestelde eigen bijdrage met terugwerkende kracht te herzien. Het CAK heeft de bevoegdheid om deze geldschuld geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden, maar het is aan betrokkene om omstandigheden aan te voeren die aanleiding zouden moeten geven om het verzoek tot kwijtschelding te honoreren. Betrokkene heeft echter geen relevante omstandigheden aangevoerd.
De Raad stelt vast dat de eigen bijdrage in rechte onaantastbaar is vastgesteld en dat de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. De Raad concludeert dat het CAK niet in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel en dat er geen reden is om het verzoek om kwijtschelding te honoreren. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het CAK in deze bijzondere omstandigheden had moeten afzien van invordering van de eigen bijdrage. Het hoger beroep van het CAK slaagt, en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. De Raad verklaart het beroep ongegrond.