ECLI:NL:CRVB:2014:3594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot verlaging van bijstand en schadevergoeding
Op 4 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft appellant die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellant met 100% verlaagd voor de duur van twee maanden, omdat hij gesubsidieerd werk had geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat hij schade had geleden door de onrechtmatige verlaging van zijn bijstand.
In het nieuwe besluit van 16 april 2014 heeft het college het bezwaar van appellant gegrond verklaard en het eerdere besluit ingetrokken. De Raad oordeelde dat het college met dit nieuwe besluit volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant, waardoor hij onvoldoende belang had bij een beoordeling van het ingetrokken besluit. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het ingetrokken besluit gegrond. De Raad erkende de onrechtmatigheid van het eerdere besluit en oordeelde dat de wettelijke rente over de nabetaling van de bijstand aan appellant moest worden vergoed.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het college verantwoordelijk is voor de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.191,50. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van bijstandsontvangers en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met besluiten die invloed hebben op de financiële situatie van burgers. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.