ECLI:NL:CRVB:2014:608
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van de Verordening afstemming en handhaving WWB Rotterdam en de beleidsregels inzake arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, die zijn bijstandsuitkering hadden verlaagd wegens het niet nakomen van arbeidsverplichtingen. Appellant ontving sinds 21 juli 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en weigerde herhaaldelijk een aangeboden werkvoorziening bij Roteb. Het college legde daarop verschillende sancties op, waaronder verlaging van de bijstand met 20% en 100% gedurende meerdere maanden. Appellant stelde dat de Verordening afstemming en handhaving WWB Rotterdam niet deugde, omdat deze geen duidelijke criteria bevatte voor het onderscheid tussen lichte en gewone verplichtingen, en dat de beleidsregels die het college hanteerde niet als wetsinterpreterend beleid konden worden aangemerkt.
De Raad oordeelde dat de Verordening inderdaad onvoldoende criteria bevatte om de hoogte en duur van de sancties vast te stellen. De beleidsregels, die wel criteria bevatten, konden niet als wettelijke regeling worden aangemerkt, omdat het college niet bevoegd was deze vast te stellen. De Raad concludeerde dat de gemeenteraad met de Verordening geen juiste uitvoering had gegeven aan de WWB, waardoor de besluiten van het college niet rechtsgeldig waren. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de besluiten van het college werden herroepen. Appellant werd in de kosten van de procedure vergoed.