ECLI:NL:CRVB:2014:3572
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot deelname aan een re-integratietraject onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, waarbij appellant een verplichting tot deelname aan een re-integratietraject is opgelegd. Appellant ontvangt sinds 1 januari 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij heeft in het verleden deelgenomen aan verschillende re-integratietrajecten, maar deze zijn niet succesvol afgesloten. Het college heeft appellant op 14 mei 2012 verplicht om deel te nemen aan een nieuw re-integratietraject bij Sagenn, maar appellant heeft hieraan geen medewerking verleend. Het college heeft daarop de bijstand van appellant met 75% verlaagd voor de duur van één maand.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 4 november 2014 geoordeeld dat het college een zorgvuldige afweging heeft gemaakt bij het opleggen van de re-integratieverplichting. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat het aangeboden traject niet passend was, en dat hij niet heeft voldaan aan de verplichting om deel te nemen aan het traject. De Raad heeft de beroepsgrond van appellant dat het traject niet passend was, verworpen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de opgelegde maatregel van bijstandsverlaging niet buitensporig was, gezien de ernst van de gedragingen van appellant.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.