ECLI:NL:CRVB:2014:3570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking uitstel van betaling en vaststelling betalingsverplichting bijstand op grond van de WWB
In deze zaak gaat het om de intrekking van uitstel van betaling en de vaststelling van een betalingsverplichting voor appellanten die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten, gehuwd in gemeenschap van goederen, ontvingen gezamenlijk bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft hun bijstand ingetrokken op basis van een te hoog vermogen. Dit leidde tot een terugvordering van bijstandsbedragen. Na een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het bezwaar van appellanten deels gegrond werd verklaard, werd hen uitstel van betaling verleend. Echter, in 2012 trok het college dit uitstel in, omdat de reden voor het uitstel niet meer aanwezig was. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij geen financiële draagkracht hebben om aan de betalingsverplichting te voldoen en dat zij volledige inzage hebben gegeven in hun financiële situatie. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten onvoldoende informatie hebben verstrekt over hun financiële situatie, met name over de verkoop van hun woning in Suriname. De Raad oordeelt dat de intrekking van het uitstel van betaling en de opgelegde betalingsverplichting van € 50,76 per maand terecht zijn. De eerdere uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.