ECLI:NL:CRVB:2014:3567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- E.J.M. Heijs
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een vaste aanstelling in het kader van bezuinigingsmaatregelen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage om appellante een vaste aanstelling te verlenen na afloop van haar tijdelijke aanstelling bij wijze van proef. Het college heeft aangevoerd dat er sprake was van bijzondere omstandigheden van gewichtige aard, namelijk de noodzaak tot bezuinigingen binnen de gemeente, die deze beslissing rechtvaardigden. De Raad heeft in zijn tussenuitspraak van 6 februari 2014 al vastgesteld dat de tijdelijke aanstelling van appellante als een proefperiode moet worden beschouwd en dat het college niet voldoende had onderbouwd waarom de aanstelling niet werd verlengd. In de uitspraak van 30 oktober 2014 heeft de Raad geconcludeerd dat het college in zijn brief van 20 maart 2014 toereikend heeft gemotiveerd dat de bezuinigingsmaatregelen een bijzondere omstandigheid vormden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bestreden besluit van het college gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.191,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten omtrent aanstellingen in het licht van bezuinigingen.