ECLI:NL:CRVB:2014:349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- E.J.M. Heijs
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over tijdelijke aanstelling bij wijze van proef en de motivering van het bestreden besluit
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de tijdelijke aanstelling van appellante, die van 1 september 2009 tot 1 september 2010 heeft geduurd, beoordeeld. De Raad concludeert dat deze aanstelling moet worden aangemerkt als een tijdelijke aanstelling bij wijze van proef. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft in het bestreden besluit niet voldoende onderbouwd waarom de aanstelling van appellante niet is verlengd, met als argument een op handen zijnde reorganisatie. Dit standpunt is niet met stukken onderbouwd, waardoor het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De Raad heeft het college opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak.
Het procesverloop laat zien dat appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. A.B.B. Beelaard, hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt anders. De Raad wijst op de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Arbeidsvoorwaardenreglement van de gemeente Den Haag, die van toepassing zijn op de tijdelijke aanstelling van appellante. De Raad benadrukt dat de civielrechtelijke arbeidsovereenkomst met de stichting niet gelijk kan worden gesteld aan de tijdelijke ambtelijke aanstelling, wat van belang is voor de beoordeling van de duur van de aanstelling.
De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken op 6 februari 2014, en de betrokken partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. De Raad heeft de argumenten van appellante en het college zorgvuldig afgewogen en komt tot de conclusie dat het college de tijdelijke aanstelling van appellante ten onrechte niet heeft verlengd, wat leidt tot de opdracht om het besluit te herstellen.