ECLI:NL:CRVB:2014:3558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.F. Wagner
- H.J. Dekker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van de eigen bijdrage in de AWBZ door het CAK
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die sinds 19 april 2012 in een psychiatrische zorginstelling verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eigen bijdrage die door het CAK is vastgesteld. De eigen bijdrage is in verschillende besluiten vastgesteld, waarbij de appellante aanvankelijk een lage bijdrage van € 132,11 per maand moest betalen, maar later is dit verhoogd naar € 500,52 en vervolgens naar € 492,70 per maand. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het CAK de eigen bijdrage in overeenstemming met de geldende regelgeving heeft vastgesteld.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij, gezien haar inkomen en vermogen, in aanmerking zou moeten komen voor de lage eigen bijdrage. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De rechtbank had al voldoende gemotiveerd waarom de eigen bijdrage terecht was vastgesteld en waarom de door appellante overgelegde gegevens niet als voldoende onderbouwing konden dienen voor een uitzondering op de verplichting tot het betalen van de hoge eigen bijdrage.
De Raad heeft bevestigd dat de verplichting tot het betalen van de eigen bijdrage alleen kan worden opgeheven indien de zorg niet kwalificeert als zorg waarop de verzekerde recht heeft. Appellante heeft niet aangetoond dat er sprake is van een uitzonderingssituatie. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.