ECLI:NL:CRVB:2014:3542

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
13-1851 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van duurzaam benutbare mogelijkheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geweigerd op basis van het oordeel dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant stelde dat het besluit van het Uwv onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat de verzekeringsarts geen consult had aangevraagd bij zijn behandelend psychiater en de psychische klachten van de appellant onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De psychiater had een GAF-score van 50 vastgesteld en de appellant had aanvullende medische informatie over zijn knieklachten overgelegd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hoger beroepsgronden voornamelijk herhalingen waren van eerder aangevoerde gronden en dat de rechtbank deze terecht had verworpen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts de appellant adequaat had onderzocht en dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden waren. De informatie van de psychiater werd als summier beschouwd en de GAF-score werd niet als doorslaggevend gezien voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de FML een juist beeld gaf van de psychische en fysieke beperkingen van de appellant en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/1851 WIA
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 maart 2013, 11/3148 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2014. Appellant is verschenen met bijstand van mr. P.J.W. de Water, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer. Voorts was D. Hamdi als tolk aanwezig.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 15 april 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan omdat hij met ingang van 4 mei 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 28 oktober 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1
Appellant acht het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte geen consult aangevraagd bij de behandelend psychiater van appellant of overleg met hem gepleegd over appellants medische situatie. Evenmin zijn de bevindingen van deze psychiater betrokken in de oordeelsvorming. De rechtbank heeft ten onrechte gesteld dat zij de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan volgen in haar mening dat appellants psychische klachten de legitimering zijn van ziek zijn, de klachten niet ernstig zijn en, gezien de geringe tendens op verbetering, een uitdrukking lijken te zijn van verzet tegen culturele aanpassing. De psychiater heeft een GAF-score van 50 vastgesteld en heeft er daarbij in zijn brief van 19 juni 2013 op gewezen dat appellant hulp heeft gezocht om deze interculturele problematiek op korte termijn te kunnen oplossen. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is volgens appellant te weinig rekening gehouden met zijn psychische klachten, door welke klachten hij de ter bepaling van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uwv geselecteerde functies niet kan verrichten. Daarbij heeft appellant knieklachten en is er mogelijk sprake van artrose. Appellant heeft ter motivering van deze klachten een brief van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam van 23 september 2013 overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van een symmetrisch beeld van beginnende mediale en patellofemorale gonartrose.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen bepleit.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
De hoger beroepsgronden vormen voornamelijk een herhaling van de gronden die appellant in beroep heeft aangevoerd. Die gronden heeft de rechtbank terecht verworpen.
4.2.
Voor zover die gronden betrekking hebben op de verzekeringsgeneeskundige kant van de besluitvorming heeft de rechtbank met juistheid gewezen op het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 september 2011. Uit dit rapport blijkt dat appellant lichamelijk en psychisch is onderzocht door die verzekeringsarts. In dit rapport is deugdelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden bij appellant. Omdat de tijdens de hoorzitting door appellant overgelegde nadere informatie van de behandelend psychiater niet afweek van de eerdere door de verzekeringsarts opgevraagde informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op goede gronden geen nadere informatie opgevraagd bij deze psychiater. De informatie die door de psychiater is ingebracht is verder summier en geeft weinig inzicht in de aard en het verloop van de behandeling. Aan de door deze psychiater vastgestelde GAF-score van 50 kan niet die waarde worden gehecht die appellant eraan gehecht wenst te zien. Het GAF-systeem is bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor beoordeling van het beloop daarvan. Zoals ook is overwogen in de uitspraken van de Raad van 11 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513 en 26 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1032, is dit systeem niet bedoeld om daarmee beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 10 december 2013 te kennen gegeven dat de knieklachten van appellant niet zijn terug te voeren op één, twee jaar na datum in geding geconstateerde, beginnende artrose links en rechts. Zij heeft er daarbij op gewezen dat al bij onderzoek in 2009 door de orthopedisch chirurg en de reumatoog is gebleken dat er geen oorzaak voor zijn klachten was te vinden en dat er in de FML rekening is gehouden met de klachten aan de knieën, zoals deze werden gepresenteerd tijdens het onderzoek door de verzekeringsarts ten tijde van het einde van de wachttijd voor de Wet WIA. In de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste FML zijn in de rubrieken die betrekking hebben op appellants psychische en fysieke beperkingen voor het verrichten van arbeid, beperkingen opgenomen met betrekking tot persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en dynamische handelingen. Tegenover het verzekeringsgeneeskundig oordeel waarop het Uwv zich baseert heeft appellant geen onderbouwd medisch oordeel gesteld dat doet twijfelen aan de juistheid van dat standpunt van het Uwv. Uit de vermelde brieven van de psychiater en het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is niet af te leiden dat de FML een onjuist beeld geeft van appellants psychische en fysieke beperkingen voor het verrichten van arbeid. In het voorgaande ligt besloten dat geen aanleiding wordt gezien om een deskundige te benoemen zoals ter zitting is verzocht.
4.3.
Terecht heeft de rechtbank de beroepsgrond verworpen dat de ten aanzien van appellant geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Daarbij heeft de rechtbank ook met juistheid verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
27 oktober 2011.
4.4.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
31 oktober 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) J.C. Hoogendoorn

QH