ECLI:NL:CRVB:2014:1032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loongerelateerde WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Groningen. Appellant, een voormalig heftruckchauffeur, was sinds 10 juli 2007 arbeidsongeschikt door lichamelijke klachten, waaronder rug- en nekklachten. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts in 2010, werd vastgesteld dat appellant beperkingen had door verschillende aandoeningen, maar dat hij nog geschikt was voor andere functies. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid tussen 35 en 80% lag, wat leidde tot de beslissing dat de hoogte van de WIA-uitkering ongewijzigd bleef.
Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Hij voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar een psychiatrische expertise die had aangetoond dat werkhervatting noodzakelijk was voor herstel.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten en voegde hij nieuwe medische informatie toe. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de FML niet waren onderschat. De Raad bevestigde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.