ECLI:NL:CRVB:2014:3515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen toekenning bijstand met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de aanvraag van appellante om bijstand met terugwerkende kracht op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had eerder een inkomensvoorziening ontvangen op grond van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ), maar deze was per 3 juni 2010 ingetrokken. Appellante verzocht op 29 januari 2011 om haar met terugwerkende kracht bijstand te verlenen, maar het college van burgemeester en wethouders van Diemen weigerde dit, met als argument dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van een aanvraag.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij erop mocht vertrouwen dat haar uitkering goed zou komen en dat zij niet opnieuw een aanvraag hoefde in te dienen. De Raad oordeelt dat er in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Dit kan alleen worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Raad concludeert dat de omstandigheden die appellante aanvoert, zoals het ontbreken van inkomen en de problematische financiële situatie, geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. Ook de stelling dat zij op het aanvraagformulier een eerdere ingangsdatum heeft opgegeven, wordt verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.