ECLI:NL:CRVB:2014:3496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapport
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die als vulploegmedewerker werkzaam was. Appellante was op 1 juli 2009 door ziekte uitgevallen en had op 15 maart 2011 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv concludeerde na onderzoek door een verzekeringsarts dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de ontzegging van de uitkering per 29 juni 2011. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na aanvullend onderzoek.
De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellante correct had vastgesteld. Appellante stelde in hoger beroep dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, met name een urenbeperking. De Raad verzocht een deskundige, dr. E. van Duijn, om appellante te onderzoeken. Van Duijn concludeerde dat appellante maximaal 32 uur per week kon werken, maar het Uwv verwerkte deze bevindingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zonder deze te betwisten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het deskundigenrapport zorgvuldig was en dat het Uwv de conclusies van de deskundige had gevolgd. De Raad stelde vast dat er geen medische onderbouwing was voor een verdere urenbeperking dan de 32 uur per week die was vastgesteld. De Raad benadrukte dat toelating tot de Wsw-doelgroep geen directe betekenis heeft voor de aanspraak op een WIA-uitkering. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante werd afgewezen.