In deze zaak heeft appellant, een burger, hoger beroep ingesteld tegen de korpschef van politie. Appellant verzocht om een extern disciplinair onderzoek naar een politieagent, V, en om diens schorsing en onvoorwaardelijk ontslag. De korpschef heeft echter niet inhoudelijk op dit verzoek gereageerd, wat leidde tot een bezwaar van appellant. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar, omdat er inmiddels een besluit is genomen. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot de rechtspositie van V. De Raad bevestigt dat de korpschef appellant terecht niet heeft ontvangen in zijn bezwaar tegen de brief van 3 november 2010, waarin werd geweigerd om een disciplinair onderzoek te starten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze niet op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de bezwaren van 16 november 2010 en 15 juni 2011 heeft beslist. De Raad verklaart deze beroepen niet-ontvankelijk en bevestigt de overige delen van de aangevallen uitspraak. Tevens wordt de korpschef veroordeeld in de reiskosten van appellant en wordt het griffierecht terugbetaald.