ECLI:NL:CRVB:2014:3398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaring bezwaar in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat appellante, een zorgontvanger, had ingediend tegen een besluit van het Zorgkantoor. Het Zorgkantoor had op 17 juni 2011 een besluit genomen waarbij het persoonsgebonden budget (pgb) van appellante voor het jaar 2010 was vastgesteld en een bedrag van € 8.389,30 was teruggevorderd. Appellante diende op 15 augustus 2011 bezwaar in, maar het Zorgkantoor verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze niet-ontvankelijkverklaring ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat haar belangenbehartiger onvoldoende deskundig was. De Raad oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien appellante zelf het bezwaar indiende en niet de gemachtigde. De Raad bevestigde dat fouten van een gemachtigde in beginsel voor rekening komen van de cliënt, en dat de deskundigheid van de gemachtigde geen reden was om een uitzondering te maken.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad besloot ook dat de reactie van appellante op een later besluit van het Zorgkantoor doorgezonden zou worden ter behandeling als bezwaarschrift. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.