ECLI:NL:CRVB:2014:3316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens schending van verplichtingen uit de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had de verplichting om deel te nemen aan een door het college aangeboden voorziening, het Work First project. Het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden had de bijstand van appellant met 50% verlaagd omdat hij niet had voldaan aan deze verplichtingen. Appellant had geweigerd om twee vacatures en motivatiebrieven over te leggen, wat leidde tot de verlaging van zijn bijstand.
De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de besluiten van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank niet had mogen oordelen zonder te wachten op de behandeling van zijn klacht over een onduidelijke uitnodiging voor de zitting. Ook stelde hij dat het dagelijks bestuur geen zorgvuldige afweging had gemaakt bij het opleggen van de trajecten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat het dagelijks bestuur voldoende maatwerk had geleverd. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om te bepalen welke re-integratievoorzieningen passend zijn.
De Raad concludeerde dat appellant zijn verplichtingen uit de WWB had geschonden en dat de maatregel van 50% verlaging van de bijstand terecht was opgelegd. De gronden van appellant tegen de aangevallen uitspraken werden verworpen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 7 oktober 2014.