ECLI:NL:CRVB:2014:33

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
12-2977 WIJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van werkleeraanbod wegens niet-naleving van verplichtingen door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, geboren in 1985, had op 29 augustus 2011 een werkleeraanbod ondertekend op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Dit aanbod vereiste dat hij minimaal 32 uur per week actief op zoek ging naar werk en deelnam aan verschillende activiteiten. Echter, de appellant heeft zich niet gehouden aan de verplichtingen die aan dit werkleeraanbod waren verbonden. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft het werkleeraanbod op 13 oktober 2011 ingetrokken, omdat de appellant niet was verschenen voor een sollicitatietraining en andere workshops, zonder zich daarvoor af te melden.

De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen de intrekking van het werkleeraanbod ongegrond verklaard. De appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere stellingen herhaald, waaronder dat hij zich ziek had gemeld voor de workshops en dat hem was verteld dat de sollicitatietraining niet doorging. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich daadwerkelijk had afgemeld en dat de trainingen wel degelijk hebben plaatsgevonden. De Raad heeft bevestigd dat het college in overeenstemming met het beleid heeft gehandeld door het werkleeraanbod met terugwerkende kracht in te trekken.

De Raad heeft ook de beroepsgrond van de appellant dat er geen hoor/wederhoorgesprek heeft plaatsgevonden verworpen, omdat er telefonisch contact met de appellant is geweest waarin het voornemen tot intrekking is besproken. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2977 WIJ
Datum uitspraak: 14 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 mei 2012, 12/230 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Siemerink.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren [in] 1985, heeft op 29 augustus 2011 een werkleeraanbod op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) ondertekend. In het werkleeraanbod is de volgende mededeling opgenomen: “Van u wordt verwacht dat u minimaal 32 uur per week aantoonbaar bezig bent met het zoeken naar werk en/of het versterken van uw competenties. In deze periode krijgt u persoonlijke gesprekken, uitnodigingen voor speedmeets en workshops of een baan aangeboden. U neemt deel aan alle activiteiten en opdrachten.” Als ingangsdatum van het werkleeraanbod is 29 augustus 2011 vermeld en als einddatum
29 oktober 2011. Bij besluit van 27 september 2011 is het werkleeraanbod toegekend met de vermelding dat het werkleeraanbod direct begint. Aan appellant is geen inkomensvoorziening op grond van de WIJ toegekend, omdat hij niet alle daarvoor benodigde gegevens had ingeleverd. Appellant heeft tegen het besluit van 27 september 2011 geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft het college het werkleeraanbod met ingang van 13 september 2011 ingetrokken. Bij besluit van 19 oktober 2011 heeft het college het besluit van 13 oktober 2011 in zoverre gecorrigeerd dat de datum van intrekking van het werkleeraanbod is gewijzigd in 29 augustus 2011.
1.3.
Bij besluit van 27 december 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen de intrekking van het werkleeraanbod ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat appellant zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn verbonden. Hem wordt verweten dat hij niet is verschenen voor een sollicitatietraining in de periode van 5 september 2011 tot en met
9 september 2011 en voor diverse workshops op 13 september 2011 en 15 september 2011, zonder zich daarvoor af te melden. Voorts is appellant zonder bericht niet verschenen op een banenmarkt op 6 oktober 2011. Op 13 oktober 2011 heeft de uitstroomconsulent (consulent) telefonisch contact met appellant opgenomen om te vragen waarom hij niet naar de banenmarkt was gekomen. Appellant heeft hierbij te kennen gegeven zelf bezig te zijn met het zoeken naar werk en daarvoor geen banenmarkt nodig te hebben. De consulent heeft vervolgens aan het college verzocht om het werkleeraanbod in te trekken.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op 1 januari 2012 is in werking getreden de wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (wijzigingswet WWB en WIJ, Stb. 650). Het beroepschrift van appellant is bij de rechtbank ingediend op 10 januari 2012. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 16 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:999, oordeelt de Raad dat het in de wijzigingswet WWB en WIJ opgenomen overgangsrecht zo moet worden uitgelegd dat in dit geval de regels van de WIJ niet analoog, zoals de rechtbank heeft gedaan, maar rechtstreeks moeten worden toegepast.
4.2.
In artikel 21, aanhef en onder b, van de WIJ is bepaald dat het college een aan de jongere gedaan werkleeraanbod kan intrekken of herzien indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de WIJ en hem dit te verwijten valt.
4.3.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van het college ter zitting van de Raad meegedeeld dat appellant niet heeft voldaan aan het onder hoofdstuk 5 vallende artikel 45, onder d, van de WIJ, in welk artikel de verplichting is opgenomen om mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op arbeidsinschakeling. Deze verplichting geldt vanaf de datum waarop aanspraak wordt gemaakt op een werkleeraanbod en een inkomensvoorziening.
4.4.
Appellant heeft in hoger beroep zijn eerder aangevoerde stelling herhaald dat hij zich voor de workshops op 13 en 15 september 2011 ziek heeft gemeld. Voorts zou hem bij de uitreiking van het rooster voor de sollicitatietraining zijn verteld dat die training in verband met de vakantie van de docent niet doorging. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich daadwerkelijk heeft afgemeld voor de workshops op 13 en 15 september 2011 noch dat hem is verteld dat de sollicitatietraining niet zou doorgaan. Dit oordeel van de rechtbank wordt onderschreven. Uit de zich in het dossier bevindende presentielijst blijkt dat de sollicitatietraining in de week van 5 tot en met
9 september 2011 wel degelijk heeft plaatsgevonden en dat appellant daarbij zonder bericht afwezig was. Van een ziekmelding voor de workshops is niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat het gedrag van appellant hem niet kan worden verweten. De voorbeelden die appellant heeft gegeven van de, naar zijn mening, chaotische werkwijze van de afdeling Sociale Zaken leiden niet tot een ander oordeel. Zelfs al zou sprake zijn geweest van een ziekmelding die niet is doorgegeven, dan zou het niet verschijnen op de sollicitatietraining al voldoende grondslag vormen voor het bestreden besluit.
4.5.
De beroepsgrond dat appellant wel op 25 augustus 2011 bij een werkintake is geweest en op 29 augustus 2011 bij een voorlichtingsbijeenkomst, zodat hij in elk geval een deel van het traject heeft doorlopen, treft geen doel. Uit het beleid van het college, dat is vastgelegd in het Maatregelenbeleid WIJ, volgt dat het werkleeraanbod met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken als nog geen invulling is gegeven aan het traject richting werk. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het college in overeenstemming met dit beleid heeft beslist. Niet gezegd kan worden dat met de deelname aan een werkintake en een voorlichtingsbijeenkomst al invulling was gegeven aan het traject.
4.6.
De beroepsgrond van appellant dat geen hoor/wederhoorgesprek heeft plaatsgevonden slaagt niet. In de aangevallen uitspraak is overwogen dat er telefonisch contact met appellant is geweest waarbij het voornemen het werkleeraanbod in te trekken aan hem is meegedeeld. Appellant is in dat telefoongesprek gevraagd hierop zijn zienswijze te geven. De Raad ziet, evenals de rechtbank, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze door het college geschetste gang van zaken.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2014.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) A.C. Oomkens

HD