ECLI:NL:CRVB:2014:3285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening van het recht op studiefinanciering en vaststelling van een OV-schuld wegens onterecht beschikken over een geactiveerd reisrecht
In deze zaak gaat het om de herziening van het recht op studiefinanciering van appellante, die in 2012 studiefinanciering ontving in de vorm van een lening en een studentenreisproduct. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 11 januari 2013 het recht op studiefinanciering van appellante herzien per 1 september 2012, en een OV-schuld van € 776,- vastgesteld. Dit gebeurde omdat appellante ten onrechte beschikte over een geactiveerd reisrecht in de periode van september 2012 tot en met december 2012. De OV-schuld werd later verhoogd wegens onterecht beschikken over een geactiveerd reisrecht in januari 2013. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Minister verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar OV-chipkaart op 29 augustus 2012 was verlopen en dat zij na deze datum niet meer kon reizen. Appellante was van mening dat het verstrijken van de geldigheidsduur van de OV-chipkaart en het einde van haar studie samenvielen, waardoor zij dacht dat er geen verdere actie nodig was. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het reisrecht pas eindigt als het deactiveren van het reisrecht op de juiste manier bij de Minister is gedaan. De Raad concludeerde dat appellante ten onrechte beschikte over een geactiveerd reisrecht, omdat zij haar reisrecht niet tijdig had beëindigd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de OV-schuld niet kan worden aangemerkt als een boete, maar als een reparatoire maatregel. De Raad oordeelde dat de Minister niet tekort is geschoten in zijn informatievoorziening en dat appellante voldoende was geïnformeerd over het gebruik van het studentenreisproduct. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.