ECLI:NL:CRVB:2014:3260

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
14-2427 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot maatschappelijke opvang voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, een vrouw van Roma-afkomst uit Kosovo, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de maatschappelijke opvang ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aangezien zij geen rechtmatig verblijf in Nederland had.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat appellante ten tijde van de aanvraag en de behandeling van het beroep over een kamer beschikte en dat zij ook toegang had tot opvang in een vrijheidsbeperkende locatie, mits zij meewerkte aan haar vrijwillige terugkeer naar Kosovo. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar kwetsbare gezondheid en de dreiging van dakloosheid haar recht op opvang rechtvaardigen.

De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad verwees naar eerdere uitspraken die bevestigden dat appellante gebruik had moeten maken van de beschikbare opvangvoorzieningen binnen het vreemdelingenrecht. De Raad oordeelde dat de weigering van de toelating tot de maatschappelijke opvang een eerlijke afweging was tussen de publieke belangen en de particuliere belangen van appellante.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met J.R. van Ravenstein als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2014.

Uitspraak

14/2427 WMO
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
28 maart 2014, 13/4787 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2014. Voor appellante is verschenen mr. Fischer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Bijveld.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedag] 1990 in Kosovo, is van Roma-afkomst. In 2001 is zij samen met haar ouders, zussen en broer naar Nederland gekomen. Zij heeft, wat tussen partijen ook niet in geschil is, ten tijde van belang geen rechtmatig verblijf in Nederland.
1.2.
Op 24 april 2012 heeft appellante bij het college hulp aangevraagd onder meer in de vorm van opvang. Bij besluit van 15 maart 2013 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zij niet voldoet aan de voorwaarden om te worden toegelaten tot de maatschappelijke opvang ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.3.
Bij besluit van 25 september 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 maart 2013 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante beschikte ten tijde van haar aanvraag en ten tijde van de behandeling van haar beroep over een kamer aan de [adres]. Verder kon appellante worden toegelaten tot de opvang in een vrijheidsbeperkende locatie, bij medewerking aan vrijwillig vertrek naar Kosovo.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft in hoger beroep benadrukt dat dakloosheid gelet op haar gezondheid dient te worden voorkomen. Zij is kwetsbaar en dient te worden opgevangen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank is in lijn met de uitspraken van de voorzieningenrechter van de Raad van 22 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5814 en van 16 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1438 en met het oordeel dat door de Raad is neergelegd in rechtsoverweging 5.7 van de uitspraak van 4 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1995. De Raad verenigt zich dan ook met dit oordeel. Het lag op de weg van appellante gebruik te maken van de binnen het vreemdelingenrecht voor haar beschikbare opvangvoorzieningen.
4.2.
De Raad wijst er voorts op dat appellante ten tijde van belang, te weten in de periode vanaf de aanvraag op 24 april 2012 tot en met het bestreden besluit op 25 september 2013, steeds feitelijk is opgevangen in de aan haar door particulieren ter beschikking gestelde woning aan de [adres], zodat zij steeds onderdak heeft gehad. De Raad is van oordeel dat onder die omstandigheden niet gezegd kan worden dat de weigering van de toelating tot de maatschappelijke opvang geen blijk geeft van een “fair balance” tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de weigering van die toegang en de particuliere belangen van appellante om wel toegelaten te worden.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Er is daarom geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding.
5.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) J.R. van Ravenstein

JS