ECLI:NL:CRVB:2014:3259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAO-uitkering en onttrekking aan vrijheidsstraf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WAO-uitkering van betrokkene. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de uitkering beëindigd op basis van de veronderstelling dat betrokkene zich onttrok aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Betrokkene had een taakstraf opgelegd gekregen, maar was naar België vertrokken zonder deze te voltooien. De Raad oordeelde dat het Uwv niet aannemelijk had gemaakt dat de Nederlandse overheid pogingen had ondernomen om de vrijheidsstraf ten uitvoer te leggen. De voorzieningenrechter had eerder het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen grond was voor de beëindiging van de WAO-uitkering, aangezien betrokkene niet op de hoogte was van de omzetting van de taakstraf in een gevangenisstraf en er geen pogingen waren gedaan om de straf ten uitvoer te leggen. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van betrokkene.