ECLI:NL:CRVB:2014:325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving, zich op 20 juli 2010 ziek gemeld vanwege schouder- en oorklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante met ingang van 1 november 2010 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij niet meer ongeschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Middelburg heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waartegen appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geschikt was voor de functies die in het kader van de Wet WIA waren geduid. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellante en dat de klachten van tinnitus geen belemmering vormden voor het vervullen van de functies van monteur/monteuse en productiemedewerker. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die haar standpunt onderbouwen.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de rechtbank de woorden van de KNO-arts niet verkeerd heeft geïnterpreteerd en dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat tinnitus geen specifieke beperkingen in het functioneren met zich meebrengt, juist is. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank om het beroep van appellante ongegrond te verklaren, bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.