ECLI:NL:CRVB:2014:3235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verzoek om terug te komen van AAW-intrekkingsbesluit
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 24 september 2014, wordt het hoger beroep behandeld van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft een verzoek van betrokkene om terug te komen van een eerder besluit tot intrekking van zijn uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Betrokkene ontving sinds 6 januari 1982 een AAW-uitkering, die per 1 november 1986 werd ingetrokken. Tegen deze intrekking heeft betrokkene destijds geen beroep ingesteld. In 2009 heeft hij een Wajong-uitkering aangevraagd, waarbij hij aangaf dat hij eerder een AAW-uitkering had ontvangen. Het Uwv heeft aanvankelijk de Wajong-aanvraag afgewezen, maar later, in 2011, alsnog positief beslist op het verzoek om terug te komen van de intrekking van de AAW-uitkering, met de beperking van terugwerkende kracht tot één jaar voor de aanvraag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bijzonder geval en dat betrokkene recht heeft op een uitkering met terugwerkende kracht tot de datum van intrekking. In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat er geen bijzonder geval is en dat betrokkene eerder een uitkering had kunnen aanvragen. De Raad oordeelt dat de aanvraag van betrokkene moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen van het AAW-intrekkingsbesluit. De Raad stelt vast dat het Uwv nieuw gebleken feiten heeft erkend, maar dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken, waarbij het Uwv ook rekening moet houden met het feit dat er in het verleden recht op uitkering bestond, dat ten onrechte is ingetrokken.