In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het ontslagbesluit van de Minister van Defensie. Appellant, die werkzaam was als ambtenaar, had zich herhaaldelijk ziek gemeld en gaf aan dat hij zich niet prettig voelde in zijn functie door veranderingen in de werkomstandigheden. De Raad oordeelde dat de minister niet aannemelijk had gemaakt dat aan de voorwaarden voor een ongeschiktheidsontslag was voldaan ten tijde van het ontslagbesluit op 8 februari 2011. De Raad vernietigde het besluit van de minister en herstelde de rechtspositie van appellant. De Raad concludeerde dat de minister onvoldoende bewijs had geleverd dat appellant ongeschikt was voor zijn functie, vooral gezien het tijdsverloop en de veranderingen in de arbeidsomstandigheden. De Raad oordeelde dat de minister de kosten van appellant moest vergoeden, inclusief de kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep.