ECLI:NL:CRVB:2014:3201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
12-2735 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om een fiets met elektrische trapondersteuning op grond van de WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant, die lijdt aan COPD, had een aanvraag ingediend voor een fiets met elektrische trapondersteuning, omdat hij meer wilde bewegen en zijn scootmobiel wilde omruilen. Het college van burgemeester en wethouders van Weert heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat een fiets met elektrische trapondersteuning een algemeen gebruikelijke voorziening is. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De appellant heeft aangevoerd dat hij de scootmobiel al heeft ingeleverd en dat zijn medisch behandelaars hem adviseren om te blijven bewegen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de wens van de appellant en het advies van zijn behandelaars niet voldoende zijn om de fiets als een niet-algemeen gebruikelijke voorziening te kwalificeren. De Raad heeft verwezen naar de relevante artikelen van de Verordening en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de fiets als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/2735 WMO
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
12 april 2012, 11/1414 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2014. Appellant is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is bekend met de aandoening COPD als gevolg waarvan hij beperkingen ondervindt bij het verplaatsen. Bij besluit van 1 december 2006 heeft het college aan hem een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) in de vorm van een scootmobiel toegekend.
1.2.
Appellant heeft op 12 april 2011 op grond van de Wmo verzocht om een voorziening in de vorm van een fiets met elektrische trapondersteuning. Hij moet in verband met zijn aandoening COPD meer bewegen en zou de scootmobiel daarom graag omruilen voor een dergelijke fiets.
1.3.
Bij besluit van 8 juni 2011 heeft het college de aanvraag om een fiets met elektrische trapondersteuning afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 7 september 2011 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 8 juni 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college onder verwijzing naar artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning [woonplaats]1-1-2010 (Verordening) ten grondslag gelegd dat een fiets met elektrische trapondersteuning een algemeen gebruikelijke voorziening is.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij de scootmobiel al bij het college heeft ingeleverd, dat zijn behandelend longarts, longverpleegkundige, huisarts en fysiotherapeut hem uitdrukkelijk adviseren om te blijven bewegen en dat het college met het toekennen van een fiets met elektrische trapondersteuning goedkoper uit is dan met het toekennen van de scootmobiel.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n, van de Verordening wordt verstaan
onder Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.
4.2.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening, wordt geen voorziening toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is de strekking van voornoemde bepalingen te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als hij niet gehandicapt zou zijn geweest.
4.4.
Aannemelijk is dat appellant over een fiets met elektrische trapondersteuning zou (hebben kunnen) beschikken als hij niet gehandicapt zou zijn geweest. Daarbij is van belang dat een dergelijke fiets volgens vaste rechtspraak van de Raad, onder meer neergelegd in de uitspraken van de Raad van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5657 en
14 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN1265, kan worden aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening. Niet is gebleken dat dit in de situatie van appellant anders is. De wens van appellant en het advies van zijn medisch behandelaars om te blijven bewegen maken niet dat een dergelijke fiets voor hem niet als algemeen gebruikelijk zou kunnen worden aangemerkt. Dit volgt ook niet uit het betoog van appellant dat het college met het toekennen van een fiets met elektrische trapondersteuning goedkoper uit is dan met het toekennen van de scootmobiel. Van overige omstandigheden waaruit zou blijken dat appellant niet over een fiets met elektrische ondersteuning zou (hebben kunnen) beschikken is niet gebleken.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en J. Brand en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van M.H. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) M.H. Crum
JvC